Het Goudse aardewerkbedrijf van Zenith is ontstaan uit de pijpenfabriek P.J. van der Want Azn. Aangezien er aan het begin van de twintigste eeuw met het maken van gekaste pijpen niet veel te verdienen viel, besloten Aart en zijn zuster Nel van der Want, in 1917 een bedrijf te beginnen, waar zowel gegoten pijpen als sieraardewerk gefabriceerd kon worden. Dit geschiedde in navolging van het grote succes dat de NV Plateelbakkerij Zuid-Holland (opgericht in 1898) behaalde met de productie van sieraardewerk. Naast de naam pijpenfabriek P.J. van der Want Azn. besloten broer en zus Van der Want ook de naam Zenith te gebruiken. Vooral onder deze laatste naam is deze plateelbakkerij en pijpenfabriek bekend geworden.
Na de staking van werknemers bij de Goudse plateelfabrieken waaronder ook de Plateelbakkerij Zenith, en de daarop volgende crisisjaren kwam er een einde aan de uitbundige matgeglazuurde decors. Begin jaren 30 kregen veel plateelschilders hun ontslag. Rustiger, eenvoudiger decors kwamen op de markt. Men was op zoek naar een vormgeving, waarbij voortaan glazuur de belangrijkste decoratie vormde. Zenith kwam in die periode in contact met Willem Stuurman (1908-1995).
Willem Stuurman ging in 1931 voor Zenith werken. Hij had gewerkt bij de Kennemer Potterij, Velsen en de Kunstaardewerkfabriek St. Lukas, Maarssen. Voor Zenith maakte Stuurman meer dan 300 ontwerpen voor zowel modellen als decors.
Hiertoe behoorden kannen, vazen, rook- en bonbonstellen die in hun grillige, plastische verschijningsvorm representatief zijn voor de art deco. Het merendeel van deze voorwerpen is monochroom, waarbij vooral de kleuren zeegroen en zwart in het oog springen. Wanneer er sprake is van decoratie, is gebruik gemaakt van gekleurde glazuren die door Stuurman veelal zelf waren ontwikkeld. Bijzonder populair was het glazuur Sepia, dat is samengesteld uit de kleuren bruin, oranje en beige.
Op deze manier kwam Zenith op een vrij gunstige wijze door de eerste crisisjaren kwam. De ontwerpen van Willem Stuurman vonden een gretige aftrek bij de consument. In 1934 verliet hij Zenith – hij voelde zich uiteindelijk toch ‘te individualistisch om in een fabriek te werken’ – om voor zichzelf als pottenbakker te gaan werken.
In de tweede helft van de dertiger jaren kwam er langzamer maar zeker een einde aan de crisis, en daarmee ook aan de productie van dit zogenaamde ‘crisisaardewerk’.